Toolbox reïntegratie: de prognose als ijkpunt bij verzuimbegeleiding

De praktijk

Als (case)manager heb je de beschikking over 2 simpele maar krachtige sturings-instrumenten bij verzuimbegeleiding: afspraken en prognoses. Als je deze twee instrumenten op de juiste manier toepast zul je merken dat je veel beter invulling kan geven aan je regierol bij verzuimbegeleiding. Hieronder geef ik een uitleg over het belang van sturing op basis van prognoses. In een aparte post heb ik aandacht besteed aan afspraken.

 

De prognose is een sterk sturingsinstrument bij verzuimbegeleiding

Als je als (case)manager na overleg met een medewerker nog steeds niet niet weet hoe lang verzuim gaat duren, dan is het verstandig dit in je vraagstelling aan de bedrijfsarts op te nemen. Hieronder een uitleg waarom een prognose voor jou als (case)manager zo belangrijk is.

Allereerst geeft de prognose jou als manager belangrijke sturingsinformatie; als jij weet hoe lang je niet op een werknemer kunt rekenen, dan weet je wat je met betrekking tot vervanging moet regelen; dit geldt zowel voor volledige vervanging als voor de opvang van taken die een werknemer niet uit kan voeren

Veel belangrijker is echter dat een prognose voor een krachtige signaalfunctie kan zorgen. Als het herstel of de reïntegratie niet verloopt zoals je verwacht, dan is het verstandig te (laten) onderzoeken waarom dat zo is. In het onschuldigste geval gaat het om een afwijking die verklaarbaar is omdat een prognose gebaseerd is op een gemiddelde verwachting; de afwijking is dan niet zorgelijk. Soms is er echter sprake van bijkomende klachten en moet de koers en/of behandeling of begeleiding worden bijgesteld. Mogelijk zijn dat de voorwaarden voor reïntegratie/herstel niet optimaal of blijkt dat de behandeling of begeleiding niet goed aansluit op de klachten of beperkingen; in goed overleg zou dan ‘bij moeten worden geschakeld’. In overleg met werknemer en/of bedrijfsarts kan worden onderzocht of een (extra) interventie een positieve impuls kan geven. Soms blijkt dat omgevings- of relationele factoren het herstel of de reïntegratie negatief beïnvloeden. Als dit tijdig wordt onderkend, dan kan hier op in worden gegrepen. Tot slot zijn er werknemers die moeite hebben met het trainingseffect dat optreedt bij het verhogen van de belasting; hier ligt dan een uitdaging in de begeleiding.

Verwar ijkpunten of doelstellingen echter niet met harde afspraken; een mens is geen Zwitsers precisie uurwerk. Forceren leidt in dit geval vaak tot conflicten en wederzijds onbegrip. Verloopt het herstel of de reïntegratie niet zoals je verwacht of zoals de bedrijfsarts dat heeft aangeven, dan is dat een signaal om hierover een open gesprek met de werknemer aan te gaan of dit op andere wijze te onderzoeken. Uiteraard hoeft een werknemer jou als manager echter geen medische gegevens te verschaffen. Mocht je de hulp nodig hebben van de bedrijfsarts om meer duidelijkheid te krijgen over de (te verwachten) belastbaarheid en mogelijkheden om het herstel of de reïntegratie in positieve zin te beïnvloeden dan is het goed hier in de vraagstelling rechtstreeks naar te vragen. Een prognose hoeft overigens niet altijd van een bedrijfsarts te komen. Als (case)manager vraag je natuurlijk eerst aan je medewerker wanneer je weer op hem kunt rekenen. Is er een complexe oorzaak voor het verzuim, dan kun je altijd nog advies vragen!

In de vraagstelling kun je vragen naar verschillende prognoses; maak voor jezelf een afweging wat voor jou belangrijke informatie is die je handvaten geeft om het verzuim goed te begeleiden en haalbare afspraken te maken.

In praktijk wordt het vaakst naar een prognose ten aanzien van het herstel gevraagd. Je kunt je echter afvragen hoe relevant deze vraag is. Voordat er sprake van volledig herstel is, zijn er meestal al benutbare mogelijkheden.

Het is dan ook zinvoller naar een prognose t.a.v. de reïntegratie te vragen; nadeel is dat deze vraag vrij algemeen is.

Het wordt al concreter als je naar een prognose ten aanzien van de opbouw van belastbaarheid vraagt of hoe lang moet ik met deze beperking rekening houden? Een voorbeeld hiervan is: hoe lang zal betrokkene niet in staat zijn zelfstandig te reizen? Wanneer zal betrokkene weer in staat zijn te tillen/bukken/duwen enz.

Zijn er geen benutbare mogelijkheden dan kun je een prognose voor de start van werkhervatting vragen; wanneer vallen er voldoende benutbare mogelijkheden om het werk weer geheel of gedeeltelijk te hervatten?

Maak je als manager gebruik van een verzuimbeheersysteem, dan kun je de prognose als herinnering of actie inplannen met de vraag: prognose behaald? Geen verzuimbeheersysteem? Zet het in je agenda!

Vreemd genoeg wordt er vaak niet of in te algemene bewoording naar prognoses gevraagd. Een grote groep bedrijfsartsen doen op hun beurt in bevindingen/spreekuurberichten geen uitspraken over prognoses. Eén van de belangrijkste sturingsinstrument wordt daarmee onbenut gelaten.

 

Het spel en de knikkers. Deel 3: De FNV bespeelt de pers

Deel 3: De FNV bespeelt de pers

Ik wil deze post starten met een welgemeend compliment voor de FNV; wat zitten daar toch een geniale strategen! Als geen ander zijn ze in staat de pers en een deel van de politiek te bespelen.

Door optimaal gebruik te maken van herhalenoverdrijvengeneraliseren en weglaten wordt een nieuwe werkelijkheid gecreëerd en weten ze het maximale effect te bereiken. Daarom bied ik hier een korte terugblik; daar kunnen de andere deelnemers in het machtsspel rond de ‘arbeidsgerelateerde zorg’ nog iets van leren! Onderstaande overzicht is overigens verre van compleet!

Allereerst beheersen de FNV het prachtige stijlfiguur van het herhalen. Als een versleten grammofoonplaat wordt telkens dezelfde boodschap herhaald, soms met een kleine variatie om het fris te houden.

Een mooi voorbeeld is te vinden in een aantal kamervragen uit aan de minister van SoZaWe uit 2004:

“1. Hebt u kennis genomen van de berichtgeving over niet-onafhankelijke bedrijfsartsen?

2. Wat is uw reactie op de mening van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids-en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), de heer B. Sorgdrager, dat arbodiensten (waarvoor bedrijfsartsen werken) commerciële bedrijven zijn, belang hebben bij tevreden klanten en daardoor onder druk staan om hun opdrachtgever (de werkgever) ter wille te zijn en dus niet altijd onafhankelijk zijn?

3. Is het u bekend dat deze zelfde kritiek al aanstonds na invoering van de arbodiensten en in het bijzonder na het inwerkingtreden van de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte (WULBZ) van diverse zijden, met name in rapporten van de FNV, is geuit?”

Complete vragen en antwoorden zijn via de volgende link te vinden: http://parlis.nl/pdf/kamervragen/KVR20936.pdf 

Wie de discussie over de ‘(on)afhankelijkheid van de bedrijfsartsen heeft gevolg ziet hier al de bekende kritiekpunten, die gezien vraag 3 dus zelfs al verder terug in de tijd gaan; Wulbz is immers al op 1 maart 1996 ingevoerd.

Ik zoom in op maart 2010; de FNV-bestuurder Leo Harteveld opent (opnieuw)een frontale aanval op de positie van bedrijfsartsen:

“De bedrijfsgezondheidszorg moet op de schop. De bedrijfsarts zou voortaan meer de rol van organisatieadviseur moeten vervullen. Daarnaast zou er een nieuw type arts moeten komen: de werknemersarts, onafhankelijk en uitsluitend voor de begeleiding en behandeling van zieke werknemers. Dat idee lanceerde FNV-bestuurder Leo Hartveld vanmorgen op een bijeenkomst van het Europees Vakverbond in Amsterdam over de positie van bedrijfsartsen.

De FNV constateert dat door marktwerking de positie van de bedrijfsarts als vertrouwenspersoon voor de werknemer is uitgehold. Leo Hartveld: “Al diens werkzaamheden worden immers betaald, via een contract, door de werkgever. Daarnaast zijn bedrijfsartsen steeds meer in de rol gedrukt van ziekteverzuimcontroleurs.
Volgens Hartveld is er nogal eens sprake van wantrouwen bij werknemers: “Zij zien bedrijfsartsen te vaak als verlengstuk van de afdeling personeelszaken of directiekamer. En vaak blijkt dat ook terecht.”

In zijn toespraak stelde Hartveld voor de positie van bedrijfsarts af te bakenen tot die van “organisatieadviseur op het gebied van de arbeidsomstandigheden: Hij houdt zich bezig met zaken als risk-assessment, uitvoeren van onderzoek op groepsniveau, het ontwikkelen van een goed preventiebeleid etc”.

De FNV bepleit de introductie van een arbo-arts of werknemersarts, die niet betaald wordt uit een contract met de werkgever, maar net zoals andere artsen uit de ziektekostenverzekering. Hartveld: “Wij denken dat het goed is wanneer de arbo-werknemersarts wordt geposteerd in de directe nabijheid van de huisarts. Immers, veel zieke werknemers komen met werkgerelateerde klachten ook op het spreekuur van de huisarts. Die moet, in geval van werkgerelateerde klachten, direct kunnen doorverwijzen naar een werknemersarts.”

Opvallend is dat de FNV vooral de focus op arbeidsgerelateerde klachten legt; zie hier de kracht van het weglaten. Wie vervolgens dan gaat bepalen of er sprake is van arbeidsongeschiktheid door ziekte of gebrek of werkgever en werknemer adviseert over benutbare mogelijkheden en reïntegratie wordt buiten beschouwing gelaten. Heel bewust wordt genegeerd dat de bedrijfsarts een belangrijke wettelijke rol heeft bij het beoordelen van het recht op loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek. Dit wordt minachtend onder het kopje ‘ziekteverzuimcontrole’ geschaard en dat hoort in de ogen van de FNV blijkbaar niet bij de rol van een bedrijfsarts. Heel vreemd; doet een werkgever hier namelijk zelf een uitspraak over dan gaat deze volgens de FNV (en juristen en kantonrechters) op de stoel van de bedrijfsarts zitten.

Het artikel vind je hier: http://www.fnv.nl/themas/opdewerkplek/artikelen/onafhankelijke-werknemersarts/

De uitspraken van de heer Hartveld blijken de opmaat te zijn naar het ‘FNV-aanvalsplan’ “Fit naar de finish”. Herhalen wordt hier kracht bijgezet door het aanhalen van een lijst van medestanders.

“De arbeidsgeneeskundige staat sinds jaar en dag in de volle belangstelling van de FNV. Met arbosterren-gidsen, klachtenlijnen en participatie in onderzoek naar privacyschendingen heeft de FNV voortdurend getracht het handelen van de arbeidsgeneeskundige te volgen en te bekritiseren. Dat doet zij, omdat werknemers regelmatig klachten melden over de behandeling door de arbeidsgeneeskundige. En arbeidsgeneeskundigen zelf geven toe niet altijd medisch objectief te kunnen handelen vanwege commerciële belangen.

De FNV heeft het onderwerp inmiddels ook in de SER op de agenda gezet. Dit heeft geresulteerd in twee goedbezochte workshops (voorjaar 2009), georganiseerd door die SER. Daarin is heel duidelijk geworden dat veel deskundigen de door de FNV aangegeven knelpunten onderkennen. Vooral het punt dat de arbeidsgeneeskundige niet op een volwaardige wijze tegelijkertijd het belang van de werkgever als dat van de werknemer kan dienen, werd ruimschoots erkend. De KNMG, NVAB en LHV hebben de minister gevraagd te komen met een adviesaanvraag aan de SER over de positionering van deze arts.”

De WIA en de Wet verbetering Poortwachter worden in Fit naar de Finish slechts marginaal benoemd. Preventie zal blijkbaar de WIA-instroom minimaliseren. De begeleiding en sturing die de afgelopen jaren met vallen en opstaan is opgebouwd en mede tot een lager gemiddeld verzuimpercentage en WIA-instroom heeft geleid is in de ogen van de FNV blijkbaar niet nodig.

Het ‘aanvalsplan’ van de FNV vind je hier: http://www.fnv.nl/site/media/pdf/94924/Fitnaardefinish

In 2012 ging er een nieuwe schok door de arbo-wereld. De eerste twee afleveringen van Zembla over De Verzuimpolitie boden de FNV een platform voor het volgende media-offensief. Mocht je deze afleveringen nooit hebben gezien, dan zijn ze via de volgende links nog te bekijken:

Zembla De verzuimpolitie, 23 maart 2012 http://zembla.incontxt.nl/seizoenen/2012/afleveringen/23-03-2012

De verzuimpolitie II, 20 april 2012 http://zembla.incontxt.nl/seizoenen/2012/afleveringen/20-04-2012

Als reactie op de twee uitzendingen roept het FNV het meldpunt Verzuimreductie in het leven. Alhoewel werknemers hier hun ervaring met verzuimreductie kunnen melden, worden werknemers ook uitgenodigd om hun klachten over andere verzuimbegeleiders door te geven.

Met veel bombarie ziet op 11 juni 2012 de rapportage ‘Ziekmakende Verzuimbureaus’ van FNV Bondgenoten het licht. Aan het herhalen van de boodschap wordt nu overdrijven en generaliseren toegevoegd.

http://www.fnvbondgenoten.nl/site/nieuws/perskamer/persberichten/488042/rapport_ziekmakende_verzuimbureaus

De aanklacht van het rapport ‘Ziekmakende Verzuimbureaus’ was niet voldoende. De FNV ging verder met haar kruistocht.

“Na de uitzending van Zembla zijn er in de Tweede Kamer vragen gesteld en de Inspectie SZW heeft in opdracht van toenmalig staatssecretaris Paul de Krom onderzoek gedaan naar de handelswijze van VerzuimReductie. Daar hebben we onze volledige medewerking aan verleend, maar we moesten al snel constateren dat de Inspectie te weinig bevoegdheden had om de omstreden werkwijze aan te pakken.

De tweede uitzending van Zembla had betrekking op het opslaan van medische gegevens. Dat mag niet en in deze uitzending bleek bovendien dat het systeem zo lek was als een mandje. Niet alleen de werkgever kan ongeoorloofd beschikken over de medische gegevens, maar iedere handige jongen kan in het systeem komen.

Wij hebben onze bezorgdheid geuit bij de minister en staatssecretaris, maar de brief van de FNV werd terzijde gelegd. Met het argument: als één verzuimbedrijf de wet blijkbaar overtreedt, wil dit niet zeggen dat de hele branche niet deugt. De politiek vond ingrijpen niet noodzakelijk en vindt dat het toetsingskader van het UWV werknemers voldoende bescherming biedt. Voor de FNV was dit alles voldoende aanleiding om een groter onderzoek op te zetten naar de werkwijze van alle verzuim- en arbodiensten”.

“Erger u niet, verwonder u slechts. Na anderhalf jaar onderzoek moeten wij constateren dat verzuim­ begeleiding niet meer gaat over duurzaam re­integreren, maar een factor is geworden om mee te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Hoe zijn wij zo ver verwijderd geraakt van de intentie van de Wet Verbetering Poortwachter”.

Deze twee passages komen uit het rapport ‘Verzuimbegeleiding: een corrupt systeem’ dat in oktober 2013 het licht ziet. Herhalen, generaliseren en overdrijven leiden hier tot een ernstige beschuldiging aan het adres van verzuim- en arbodiensten. Het onderzoek dat de FNV in de inleiding noemt is niets meer dan een samenvatting van de klachten die via het meldpunt zijn binnen gekomen; er is zeker geen sprake geweest van een objectief en onafhankelijk onderzoek. De kritiek mag de branche zeker ter harte nemen, maar een deel van de klachten heeft te maken met het feit dat de klagende werknemers liever niet geactiveerd of gecontroleerd worden. De privacy-aspecten zijn van een andere orde en op dit vlak kan/dient er nog het nodige te worden verbeterd.

Lees deze aanklacht via de volgende link: http://m.fnvbondgenoten.nl/site/nieuws/perskamer/persberichten/651506/rapport_verzuimbegeleiding_corrupt_systeem_281013

Als tegengeluid hier nog een link naar een satirische column van Herman Evers. Veel werknemers willen zich legitimeren als ze niet kunnen werken en overstelpen hun werkgever ongevraagd met informatie die als privacy-gevoelig wordt gezien.

http://bgmagazine.nl/content/verzuimpolitie-betrapt-medewerkers-op-schending-van-hun-privacy

Het media-offensief van de FNV lijkt te werken; veel van hun kritiek komt terug in de scenario’s die door de SER worden uitgewerkt. Lieke Kwant geeft de volgende samenvatting in een artikel op Medisch Contact:

“Het plan is een breuk met de sinds begin jaren negentig dominante opvatting dat werkgever en werknemers samen verantwoordelijk moeten zijn voor het inperken van het verzuim. Die visie vloeide voort uit de parlementaire enquête over de sociale verzekeringen, ofwel de commissie-Buurmeijer, en leidde tot privatisering van de arbozorg. Het deels terugdraaien van die privatisering is de wens van de grote vakbonden, die zich al jaren boos maken over de in hun ogen falende verzuimbegeleiding. Ze voeren een felle lobby, met als laatste wapenfeit het rapport ‘Verzuimbegeleiding: een corrupt systeem’ uit oktober 2013”.

Lees het volledige artikel hier: http://medischcontact.artsennet.nl/archief-6/tijdschriftartikel/142246/polderstrijd-om-toekomst-bedrijfsarts.htm

Vreemd genoeg blijft opvallend stil aan de kant van de werkgevers ………..

De mythe van de ‘Onafhankelijke Bedrijfsarts’

Het spel en de knikkers

In de discussie over de ‘noodzakelijke’ hervorming van de arbeidsgerelateerde zorg wordt telkens naar voren gebracht dat de bedrijfsartsen in het huidige systeem niet onafhankelijk zijn. Je kunt je echter afvragen wat nou eigenlijk een onafhankelijke bedrijfsarts is.

Ik denk dat ik vanuit de praktijk wel begrijp wat hier wordt bedoeld. Als ik kritiek over een bedrijfsarts krijg te horen, dan gaat het bijna altijd over de volgende zaken:

  • ik kan helemaal nog niet werken, ik ben toch ziek;
  • mijn huisarts/specialist/psycholoog/etc. heeft iets anders gezegd;
  • de bedrijfsarts luistert helemaal niet/begrijpt mij niet;
  • hij/zij heeft helemaal geen (lichamelijk) onderzoek gedaan.

Bijna altijd komt de kritiek uiteindelijk op de volgende redenering neer: ik ben ziek, maar de bedrijfsarts zegt dat ik toch kan werken. De bedrijfsarts begrijpt het dus niet en zegt alleen maar wat mijn werkgever wil horen.

Met het gevaar in stereotypen te vervallen valt mij op dat je dit soort argumenten vaak te horen krijgt van medewerkers die vervolgens over ‘de bond’ en het recht op ziekte (of nog mooier ziektewet) beginnen. De bedrijfsarts kan het bij deze medewerkers alleen maar goed doen als hun ziekte wordt ‘erkend’ en direct vertaald naar ‘het recht’ om thuis te mogen blijven. De kritiek dat de bedrijfsartsen niet onafhankelijk zijn heeft dus eigenlijk betrekking op het sociale systeem. Het heeft niets te maken hoe bedrijfsartsen hun functie uitvoeren, maar raakt de kern van het recht op loondoorbetaling (art. 629 BW), de Wet verbetering Poortwachter en de WIA: ondanks ziekte dient ook altijd naar benutbare mogelijkheden te worden gekeken en zijn deze het uitgangspunt voor reïntegratie en het recht op loondoorbetaling of een uitkering. Bedrijfsartsen die conform de wetgeving adviseren over mogelijkheden en activeren kunnen het in de ogen van de FNV en een deel van de werknemers dus nooit goed doen.

Hetzelfde geldt als een bedrijfsarts stuurt op het oplossen van een conflict als dit de oorzaak van uitval is; het advies is conform de STECR-richtlijnen en daarmee gebaseerd op best practice; toch zal het door de medewerker als partijdig/afhankelijk worden ervaren.

Ik ben geneigd bedrijfsartsen te wantrouwen waar ik nooit een klacht over hoor; zonder activerende adviezen doe je het in de ogen van werknemers al snel goed. Zachte heelmeester maken als het om reïntegratie gaat echter stinkende wonden.

Activeren is wel degelijk ‘zorgen’ voor de werknemer. Veel werknemers beseffen niet wat het ‘voorland’ van een WIA-uitkering inhoudt. Een WIA-uitkering is geen oplossing, maar een minimaal vangnet met grote financiële gevolgen. De kans op succesvolle reïntegratie neemt sterk af naarmate een werknemer langer in het verzuim zit. Activering is een voorwaarde om er gezamenlijk voor te zorgen dat de betrokkene niet ‘afzakt’ naar een uitkering met alle problemen van dien.

Het sturen op benutbare mogelijkheden is de afgelopen jaren zeer succesvol gebleken. Het gemiddelde verzuimpercentage ligt op een historisch laag niveau, net als de WIA-instroom. Kijk naar de geschiedenis van de bedrijfsverenigingen en de meer recente buitenproportionele instroom in de WIA vanuit de ziektewet (zonder begeleiding van een werkgever ondersteund door een bedrijfsarts) en jij kan eigenlijk al uittekenen wat het gevolg zal zijn van het hervormen (of moet ik vervormen zeggen) van de arbeids-gerelateerde zorg zal zijn. Voor grote werkgevers zal er waarschijnlijk niet veel veranderen, het MKB moet zich wel degelijk zorgen gaan maken.

Het spel en de knikkers. Deel 2: De spelregels

Deel 2: De spelregels

Minister Asscher geeft op 10 juli 2013 opdracht aan de SER om een vervolgadvies uit te brengen over de ‘Toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg’; http://www.ser.nl/~/media/Files/Internet/Adviesaanvragen/2013/arbeidsgerelateerde-zorg.ashx

“De Sociaal Economische Raad besteedde in zijn advies ‘Stelsel voor gezond en veilig werken’ aandacht aan de knelpunten in de bedrijfsgezondheidszorg. Gezien de complexiteit van de materie achtte de raad het niet mogelijk om zich op dat moment nader uit te spreken over de ‘bedrijfsgezondheidszorg op langere termijn’. De raad gaf aan dat in de vorm van een vervolgadvies te willen doen. In het advies noemt de raad wel de uitgangspunten waarmee bij een herziening van de bedrijfsgezondheidszorg rekening moet worden gehouden, zoals de toegankelijkheid en de preventietaken van de bedrijfsarts, en het voorkomen van lastenverzwaring voor bedrijven. De raad verzocht mij ook te onderzoeken welke mogelijke toekomstscenario’s het meest aan de genoemde uitgangspunten tegemoet komen. Zelf noemt de raad, bij wijze van voorbeeld, twee scenario’s. Het eerste betreft de sector- en branchegeorganiseerde bedrijfsgezondheidszorg. Het tweede scenario houdt in dat de huisarts nauw samenwerkt met de (private) bedrijfsarts, de specialist en een klinisch arbeidsgeneeskundige in de reguliere zorg. In de kabinetsreactie van 11 april 2013 is aangegeven dat het kabinet gebruik wil maken van het aanbod van de raad tot het doen van een vervolg advies.

Ik heb in 2012 door KPMG Plexus een verkenning laten verrichten naar vijf mogelijke toekomstscenario’s voor de organisatie van de bedrijfsgezondheidszorg. De vijf scenario’s zijn beoordeeld aan de hand van criteria”.

Minister Asscher geeft noemt daarbij de volgende randvoorwaarden:

“Het kabinet stelt als randvoorwaarden dat:

  • er per saldo geen kostenstijging mag optreden voor de Zorgverzekeringswet;
  • en dat de werkgever de bij wet verplichte bijstand door een bedrijfsarts, en daarmee samenhangende activiteiten in het kader van de Wet verbetering Poortwachter en de Arbowet, blijft bekostigen”.

In een scherpzinnige blog zet Dolf Algra de scenario’s in een historische context; http://www.artsennet.nl/blogs/artsen-blogs/Dolf-Algra/Blogbericht-Dolf-Algra/141330/De-huisarts-als-poortwachter-voor-verzuim-en-claimbeoordeling.htm

In zijn eindconclusie geeft hij een mooie analyse van het politieke speelveld:

“Uiterst curieus idee eigenlijk: heeft BV Nederland eindelijk een redelijk functionerend systeem met op alle fronten goede rapportcijfers en evaluaties (verzuim, WIA-instroom, arbobeleid, hoge klanttevredenheid van zowel werknemers als werkgevers ) lijkt het kind met het badwater te worden weggegooid. Terzijde: al deze rapporten zijn dus niet in het KPMG Plexus-rapport terug te vinden.

Goed: als inhoudelijke argumentatie niet de reden is voor deze stelselwijziging, wat dan wel? Het antwoord daarop is vrij simpel en heet restauratie van de polder. De polder herneemt zijn (feodale) macht op de uitvoer van de sociale zekerheid die zij na commissie Buurmeijer (Parlementaire enquête uitvoeringsorganen sociale verzekeringen – 1992) had verloren.

No lessons learned. Niemand meer eindverantwoordelijk en de ongetwijfeld peperdure rekening van dit plan wordt – zoals altijd in de polder – collectief verschmertzt. Dit keer via het zorgcompartiment. Het wordt gewoon allemaal een beetje duurder. Maar vooral ook totaal onwerkbaar”.

Het valt te hopen dat het rampzalige 2e maar ook zeker het 4e scenario het niet wordt. De recent ingevoerde wet BeZaVa legt en nog grotere financiële verantwoordelijkheid bij werkgevers neer. Met de genoemde scenario’s zou een belangrijke samenwerkingspartner buiten spel worden gezet. De mogelijkheid voor werkgevers om goed invulling te geven aan eigen regie zou daarmee dramatisch minder worden.

Het spel en de knikkers. Deel 1: Het lek

Deel 1: Het lek

‘Minister Asscher van SZW heeft de SER advies gevraagd over de toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg (bedrijfsgezondheidszorg). Hij plaatst de adviesaanvraag tegen de achtergrond van een veranderende arbeidsmarkt en de noodzaak van een duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking. 
De SER heeft in zijn advies van december 2012 over het stelsel voor gezond en veilig werken al aangegeven een vervolgadvies te willen uitbrengen over de bedrijfsgezondheidszorg op langere termijn. De minister maakt graag van dit aanbod gebruik. Hij vraagt de SER in te gaan op de wenselijkheid van vijf toekomstscenario’s voor de bedrijfsgezondheidszorg die hij heeft laten onderzoeken’.

Bron: http://www.ser.nl/nl/actueel/persberichten/2010-2019/2013/20130712-minister-asscher-vraagt-advies-over-arbeidsgerelateerde-zorg.aspx

Begin februari verschijnen in het Financieele Dagblad en de NRC de eerste berichten over de (mogelijke) uitkomst van het SER-advies. http://www.nrc.nl/nieuws/2014/02/08/vervang-bedrijfsarts-door-arbeidsgeneeskundige/

De eerste berichten doen het ergste vrezen: “De SER wil dat bedrijfsartsen zich voortaan bezighouden met preventietaken. De arbeidsgeneeskundige werkt volgens de krant idealiter bij een huisartsenpraktijk of gezondheidscentrum en ziet patiënten van verschillende bedrijven”.

In Medisch Contact schrijft Lieke de Kwant het volgende: ‘Een uitgelekte SER-notitie suggereert dat de bedrijfsgezondheidszorg op zijn kop gaat. ‘Voorbarige conclusie’, luidt de officiële reactie, maar daarmee is de kous niet af. De toekomst van de bedrijfsartsen blijkt inzet van een spannend potje polderen’.

http://medischcontact.artsennet.nl/archief-6/tijdschriftartikel/142246/polderstrijd-om-toekomst-bedrijfsarts.htm

Ingrijpen in de arbeidsgerelateerde zorg zonder aanpassing van het stelsel van sociale verzekeringen zou voor werkgevers een ramp betekenen. Het speelveld is echter complex, er spelen veel (verborgen) belangen en weinig betrokkenen zijn doordrongen van de samenhang tussen sociale zekerheid en de ‘arbeidsgerelateerde zorg’.

Dit is deel 1 van een serie van posts; in de volgende zal ik aandacht besteden aan het spel, de spelregels, de spelers en de inzet.

Het spel en de Knikkers. Deel 6: Tegengeluiden

Deel 6: Tegengeluiden

Begin februari 2014 lekte een discussiestuk van de SER uit aangaande de toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg. De inhoud van dit stuk deed vermoeden dat er ingrijpende veranderingen in het huidige bestel gaan komen. De voorgestelde veranderingen komen voor een groot deel tegemoet aan wensen die door de FNV zijn geuit. Wat de vakbeweging betreft is o.a. verzuimbegeleiding een corrupt systeem dat hard moet worden aangepakt.

De voorgestelde maatregelen doen geen recht aan de (financiële) verantwoordelijkheid voor verzuim die bij de werkgever is neergelegd. Deze loopt het risico bij verzuim 12 jaar (een deel) van de loon- en uitkeringskosten te moeten betalen, maar dreigt een groot deel van de mogelijkheden om regie uit te oefenen kwijt te raken. Reacties vanuit de NVAB en OVAL zijn verdeeld en vrij voorzichtig. Aan de kant van de werkgevers blijft het opvallend stil. Men lijkt zich de financiële gevolgen van de voorgestelde scenario’s niet te beseffen. Ingrijpen in de arbeidsgerelateerde zorg zonder daarbij ook het bestel van sociale verzekeringen aan te pakken, zou rampzalige gevolgen hebben.

De afgelopen maanden zie ik tot mijn opluchting een aantal artikelen die meer recht doen aan de complexe samenhang tussen arbeidsgerelateerde zorg en sociale verzekeringen.

Lees bijvoorbeeld:

“Afschaffen bedrijfsarts is geen slim plan” van Bas Tomassen: http://www.ergatis.nl/nieuws/Artikelen-32/77/Afschaffen-bedrijfsarts-is-geen-slim-plan.html

Bas Tomassen laat in een mooie analyse zien dat de scenario’s die worden onderzocht los staan van de context van de sociale zekerheid.

“In de tot nu toe gepubliceerde scenario’s en uitgelekte plannen wordt in ieder geval een schrijnend gebrek aan historisch besef van het arbeidsongeschiktheidsdossier zichtbaar, en wordt de onlosmakelijke relatie tussen gezondheidszorg (ziekte) en sociale zekerheid (inkomen) ontkend. Het verbreken van de noodzakelijke verbinding tussen de werkgever en zijn verzuimende werknemer door de sociaal medische begeleiding op afstand in de reguliere zorg onder te brengen, zou rampzalig zijn voor het benutten van belastbaarheid en (passend) werk bij herstel en re-integratie. Deze zaken zijn nu juist door invoering van de TZ/arbowet in 1994 en de daarop volgende wet- en regelgeving zoals WULBZ, WVP en WIA met sprongen vooruit gegaan. De arbeidsgeneeskundige van de huisartspraktijk of het gezondheidscentrum is onbekend met het werk en de werkgever, en wordt dus belemmerd bij het maken van een goede probleemanalyse als basis voor het plan van aanpak voor de re-integratie”.

“Verzuim lager dan ooit” van Pieter de Jongh: http://bgmagazine.nl/sites/default/files/Column_Pieter_deJongh_april2014.pdf

Pieter viert het feit dat het verzuimpercentage historisch laag ligt door o.a. het gedragsmodel van Falke & Verbaan  en het Eigen Regie-model voor werkgevers.

En passant schrijft hij het volgende: “Gaan we nu rusten op onze lauweren? Nee, natuurlijk niet. We gaan de verzuimbegeleiding bij de huisarts leggen! Gekkigheid natuurlijk, het lijkt wel 1 april…”

“Gedoe in de polder” van Bas Tomassen & Rob Vonk: http://www.ergatis.nl/pdf/76_btrv_in_vakblad_arbo_nr_4_2014.pdf

In dit artikel wordt aangegeven dat het belangrijk is zowel verzuimbegeleiding als preventief advies bij de bedrijfsarts te laten liggen.

“De huidige discussie bij de Sociaal Economische Raad (SER) gaat over de vraag of de bedrijfsarts bij de werkgever moet werken, bij de huisarts/het gezondheidscentrum of in het ziekenhuis. Los daarvan is het belangrijk om na te denken over het verbinden van kennis over belasting en belastbaarheid met beroepen, bedrijven en sectoren, de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid. Het gaat om de bescherming en ontwikkeling van arbeidsvermogen en om de beheersing van de instroom, doorstroom en uitstroom van benutbare arbeidscapaciteit en het daaraan verbonden beroep op collectief gefinancierde inkomensvoorzieningen. De bedrijfsarts is een in preventie geschoolde sociaal-geneeskundige en als zodanig bij uitstek de medicus die weet welk werk gezond maakt en houdt. Dit in tegenstelling tot de op ziekte en genezing gerichte huisarts en specialist. Daarnaast is de bedrijfsarts individu- én context-gericht. Juist deze kennis en oriëntatie zijn essentieel in de komende jaren waarin duurzame inzetbaarheid van strategisch belang wordt voor de overheid en arbeidsorganisaties. Dus moeten we voorkomen dat de bedrijfsarts wordt teruggeplaatst in de context van ziektedokter en zijn taken daarmee doorgeschoven naar de curatieve sector”.

“Laat alle betrokkenen bij zieke werknemers dezelfde taal spreken” van (opnieuw) Bas Tomassen, Jim Faas & Nico Croon. http://www.ergatis.nl/pdf/51_131205_fd_opiniestuk_arbeidsgerelateerde_zorg_btjfnc.pdf

In dit artikel klinkt onder andere de stem van Jim Faas (voorzitter Nederlandse Vereniging voor Verzekeringsgeneeskunde) door. Ook op andere plekken suggereert hij de opleidingen voor bedrijfs- en verzekeringsartsen samen te voegen.

“Zolang de verschillende beroeps­groepen die betrokken zijn bij ziekte en arbeidsongeschiktheid hun eigen taal en terminologie bezigen, zullen de geboden oplossingen suboptimaal zijn. Het is onverstandig om een gebrek aan kennis van arbeidsgerelateerde zorg op te lossen door die zorg te herstructureren. Er kan beter worden geïnvesteerd in kennis”.

Half april heeft Falke & Verbaan een goed bezocht symposium over ‘De toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg’ georganiseerd waarin vertegenwoordigers van brancheorganisaties, arbodienstverleners, adviesbureaus en diverse bedrijfsartsen en andere arboprofessionals zijn bijgepraat over het lopende SER-traject en verschillende alternatieve standpunten. Ik hoop dat een deel van de inhoud van dit symposium wordt gepubliceerd. Falke & Verbaan stuurde op 10 oktober 2013 een brief aan de Commissie Arbeidsomstandigheden: http://www.bedrijfsartsengroep.nl/bestanden/documenten/833-brief-ser-okt-2013.pdf

Hier staat de volgende oproep in: “Wij adviseren dan ook om, behalve het oplossen van knelpunten, geen ingrepen te verrichten die een gezonde marktwerking kunnen verstoren. Juist nu de markt naar een nieuwe ordening toegaat, met meer kosteneffectiviteit en oog voor kwaliteit, zullen nieuwe ingrepen de winst van de afgelopen twintig jaar weer teniet doen. Indien er toch nog een fundamentele discussie nodig is over de sociale zekerheid in de sfeer van werknemersverzekeringen, dan zal de adviesvraag van de minister zich in onze ogen moeten richten op de WGA systematiek, het sanctiebeleid van het UWV en diens toezichthoudende rol. Dat daar ook winst te behalen is, is wel zeker. Dat valt echter buiten de scope van de huidige adviesaanvraag van de Minister van SZW en dus van deze brief aan de Commissie Arbeidsomstandigheden van de SER”.

Een logische vervolg op deze brief is door de Vereniging Zelfstandige en Freelance Bedrijfsartsen verstuurd op 11 maart 2014: http://www.bedrijfsartsengroep.nl/bestanden/documenten/274-20140311-brief-szw.pdf

Ook in deze brief worden de nodige kanttekeningen geplaatst bij vergaande hervorming van de arbeidsgerelateerde zorg.

“Hoe kijken we als zelfstandige en freelance bedrijfsartsen naar het huidige stelsel? Het huidige stelsel, de maatwerkregeling, is in 2005 ingevoerd om in lijn te komen met de Europese regels. Zelfstandige bedrijfsartsen werken hier dagelijks mee en ervaren de voor- en nadelen van het huidige stelsel van nabij. Velen van ons hebben ook die van voor “Poortwachter” en van voor “TZ Arbo” meegemaakt. Naar onze mening werkt het huidige stelsel naar behoren. Er is daarmee geen urgentie voor een ingrijpende verandering. Natuurlijk zijn er verbeteringen mogelijk. De NVAB heeft haar 7 punten voorgesteld (zie bijlage1). Wij als zelfstandigen delen onze kennis en ervaring graag met beleidsmakers om tot stelselverbetering te komen. Onze vrees in de huidige situatie is dat er ingrijpende besluiten genomen worden die achteraf schade op zullen leveren. Wij spreken dan niet over alleen financiële schade maar ook over het verlies van kennis en kwaliteit van arbeid.

Met alle genoemde imperfecties, problemen en knelpunten heeft Nederland nu een van de laagste verzuimcijfers binnen Europa, een hoge werknemerstevredenheid en een hoge arbeidsproductiviteit. Dit bij uitstekende arbeidsomstandigheden. Een invulling van de maatwerkregeling zoals u als wetgever dit bedoeld heeft zorgt voor heldere verantwoordelijkheden voor zowel werkgever, werknemer als bedrijfsarts. Mits goed toegepast kunnen wij hierbinnen als professionals kwalitatief goede zorg leveren. Het eind 2013 gepubliceerde onafhankelijk onderzoek naar cliënttevredenheid, in opdracht van OVAL, ondersteunt deze stelling”.

Tot slot nog aandacht voor het jaarlijkse onderzoek van BG Magazine naar de arbodienstverlening in Nederland: http://www.bgmagazine.nl/content/onderzoek-arbodienstverlening-nederland-2014-deel-1.

Het artikel begint met een opvallend positieve insteek: “We mogen dit jaar een paar hele grote complimenten geven. De markt lijkt écht volwassen te worden. Er is voor elk wat wils, de markt sluit aan op de vraag van vandaag”.

Iets verder in het artikel wordt de volgende vraag gesteld: “Met het oog op zulke mooie rapportcijfers is het toch best raar dat de SER lijkt te gaan adviseren om het huidige arbomodel op de schop te gooien? Of toch niet?”.

Bedankt voor de bloemen; re-integratie bij of na kanker

De praktijk

Half mei (2014) viel in de trein mijn oog op een artikel in de Metro: “Project voor agenten met kanker slaat aan”. http://touch.metronieuws.nl/nieuws/project-voor-agenten-met-kanker-slaat-aan/SrZnel!dl7CGfrm80dTw/

Mijn nieuwsgierigheid was direct gewekt en thuis ben ik direct naar de site van Oncopol gaan kijken: http://www.oncopol.nl/

Als casemanager of adviseur van managers krijg je regelmatig met werknemers met kanker te maken. Er hangt een enorm taboe rond re-integratie bij kanker. Managers vinden het vaak moeilijk om over dit onderwerp in gesprek te gaan. Er worden bloemen gestuurd, soms vindt er een huisbezoek plaats, maar naarmate een werknemer langer thuis zit lijkt het moeilijker te worden nog contact te onderhouden. Als argument wordt soms genoemd dat je iemand met rust moet laten. Enige druk om contact te houden of ook maar iets aan re-integratie te doen wordt vaak als a-sociaal gezien.

Werknemers zelf reageren vaak heel verschillend. Er zijn werknemers die alle contact afhouden, maar daarnaast heb je ook een groep die zo veel mogelijk door wil werken en het liefst niet thuis blijven zitten.

De begeleiding van werknemers richt zich tot nu toe vooral op terugkeer na kanker. Recentelijk heeft de Intermediair aandacht aan dit onderwerp besteed:

http://www.intermediair.nl/carriere/werk-en-leven/gezondheid-stress-burnout/Re-integratie-na-ziekte-hoe-pak-je-het-werk-weer-op#%2EU3tFP3tqd8s%2Elinkedin.

Het artikel geeft het volgende aan: ‘Veel mensen zijn tijdens de behandeling uitsluitend bezig met overleven en zijn pas later in staat de mentale klap te verwerken. Ex-patiënten moeten vaak nog jarenlang medicijnen slikken en hebben te maken met extreme vermoeidheid. Dat maakt de re-integratie niet eenvoudiger’. De 7 adviezen die in dit artikel worden gegeven zullen voor veel werknemers die dit proces (hebben) doorlopen herkenbaar zijn.

De benadering van Oncopol breekt echter helemaal met het genoemde taboe. Op de site valt het volgende te lezen:

“Deze proef heeft als doel dat politiemedewerkers met kanker:

  1. tijdens het ziekteproces deel blijven uitmaken van hun eigen (werk)omgeving;
  2. na behandeling (sneller) terugkeren in de maatschappij en hun vertrouwde werkomgeving.’

Dit wil men bereiken door:

‘Oncopol wil dit bereiken door al tijdens de behandeling te beginnen met revalideren, en niet door daarmee te wachten tot de afrondende fase van de behandeling (chemo en/of bestraling).

Zodra bij een politiemedewerker de diagnose kanker wordt gesteld, ontwikkelt Oncopol een op maat gemaakt sport-medisch en beroepsgericht revalidatieprogramma. Kankerpatiënten krijgen arbeidsrelevante begeleiding en advies. Bovendien worden er afspraken gemaakt over psychosociale begeleiding.”

De benadering binnen Oncopol laat mooi zien wat volgens mij de essentie van re-integratie is: ga uit van mogelijkheden in plaats van klachten en zet waar nodig in een vroeg stadium begeleiding of een gerichte interventie in. Volgens het artikel in de Metro geeft een woordvoerder van de politiebond ACP aan dat veel politiemensen de geboden hulp met beide handen aangrijpen. “Zij willen het liefst zo snel mogelijk de draad van hun leven weer oppakken, al dan niet in aangepaste vorm. Enerzijds wil men na afloop van de behandeling zo spoedig mogelijk terugkeren in de maatschappij en in de vertrouwde werkomgeving. Anderzijds wil men ook tijdens het ziekteproces onderdeel blijven uitmaken van de werkvloer”

Toolbox reïntegratie: een telefonisch spreekuur is een sub-optimaal spreekuur

De praktijk

Telefonische spreekuren zouden in principe uitzondering moeten zijn. Als manager wil je een gericht advies krijgen en daarbij is het noodzakelijk dat de bedrijfsarts zich een zo compleet mogelijk beeld vormt. Bij telefonische communicatie mis de arts een belangrijk deel van de informatie (indruk, houding, non-verbale communicatie) en bestaat nog eens extra het gevaar op medicaliseren in plaats van de-medicaliseren. Alleen bij opname of totale immobiliteit (= onmogelijkheid vervoerd te worden) is er sprake van een legitieme reden om een telefonisch consult in te plannen.

Niet zelfstandig kunnen reizen is een praktisch probleem. Het bezoeken van een bedrijfsarts is een onderdeel van goede verzuimbegeleiding; als werkgever mag je er vanuit gaan dat een medewerker inspanning levert om daadwerkelijk te komen. De verplichting is een logisch gevolg van zowel de Wet verbetering Poortwachter als het recht op loondoorbetaling bij ziekte. In overleg kan met jou als (case)manager naar een oplossing worden gezocht als iemand bijvoorbeeld niet gebracht kan worden; biedt niet te snel aan dat de bedrijfsarts dan wel belt.

Toolbox reïntegratie: werkwijzer ‘Vraagstelling Bedrijfsarts’

De praktijk

Bij het ‘Eigen Regie’-model hoort optimale afstemming met (of sturing van) de bedrijfsarts

Steeds meer werkgevers kiezen voor het Eigen Regie-model als basis voor de verzuimbegeleiding. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de interne casemanager, maar ook voor de bedrijfsartsen waar mee samen wordt gewerkt. In het Eigen Regie-model heeft de bedrijfsarts een (medisch) adviserende rol. Dit is het logische gevolg van het feit dat de de werkgever de (eind)verantwoordelijkheid voor de re-integratiedraagt en niet de bedrijfsarts. Om deze verantwoordelijkheid goed in te kunnen vullen heb je als casemanager echter vaak het advies van de bedrijfsarts nodig. Naast de afstemming ten aanzien van (benutbare) mogelijkheden heeft de bedrijfsarts een belangrijke rol in het opstellen van een aantal verplichte documenten vanuit de Wet verbetering Poortwachter zoals: de Probleemanalyse, de Bijstelling Probleemanalyse, de FML en het Actueel Oordeel. Als casemanager kun je door middel van je vraagstelling richting aan een advies geven. Bedenk goed dat op de vraagstelling het algemene uitgangspunt ‘Garbage in, garbage out’ van toepassing is. Zie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Garbage_in,_garbage_out . De kwaliteit van het advies dat je krijgt wordt bepaald door de kwaliteit van je input!

Het eerste onderdeel van de vraagstelling is dat je als casemanager de bedrijfsarts van gerichte informatie voorziet. Deze voorinformatie is je belangrijkste ‘instrument’ om het perspectief van de werkgever toe te voegen; telefonisch contact voor ieder spreekuur is in praktijk vaak geen haalbare kaart. Bedenk dus goed wat je de bedrijfsarts mee wilt geven om tot een zorgvuldige afweging te kunnen komen. Jij kent je medewerker; voor de bedrijfsarts is het vaak een eerste kennismaking. Spreek je verwachtingen uit, geef aan wat je wilt bereiken en waarom. Geef niet zozeer opdrachten, maar probeer te overtuigen en een verhaal neer te zetten dat tot een logische vervolgactie leidt.

Achteraf repareren van adviezen levert vaak weerstand of misverstanden op; probeer dit dus zo veel mogelijk te voorkomen door vooraf duidelijk te zijn.

Het tweede onderdeel van de vraagstelling zijn de gerichte vragen. Probleemanalyse, bijstelling, FML en Actueel Oordeel zijn ‘producten’ die de bedrijfsarts levert; het vragen naar deze producten is geen gerichte vraagstelling. Geef daarnaast dan ook altijd aan waar je specifiek advies over wilt hebben.

 

Voorinformatie

Voorinformatie is van essentieel belang voor een afgewogen advies. Hou deze informatie altijd kort en bondig. Bij lang verzuim kan het helpen als je voor jezelf een word-document bij houdt dat je telkens met de laatste ontwikkelingen aanvult. Hierbij kun je gebruik maken van teksten die je bijvoorbeeld ook in verslagen zet. Neem de bedrijfsarts dus mee in een logisch opgebouwde verhaal.

  • De bedrijfsarts ziet medewerkers met tussenpozen; hij heeft zelden het volledige overzicht in het dossier en ook geen gelegenheid binnen het spreekuur om alle het volledige dossier terug te lezen.
  • Geef daarom een samenvatting en ‘praat’ de bedrijfsarts ‘bij’ met betrekking tot de laatste ontwikkelingen. Vertel bijvoorbeeld wat er sinds het laatste consult is gebeurd. Doet een medewerker aangepast werk, vertel dan hoe dit gaat. Wat gaat er goed en wat zijn eventuele knelpunten.
  • Spreek je zorg uit als je die hebt en geef aan dat je graag mee wilt werken aan een oplossing. Heb je zelf een idee met betrekking tot een oplossing, dan kun je deze door de bedrijfsarts laten toetsen op medische (on)mogelijkheid.

 

De vraagstelling

Bedenk goed wat je met een gerichte vraag wil bereiken. Hieronder tref je wat ideeën en voorbeelden. De vragen zijn beoordeeld met sterren:

  • 3 sterren (***) geeft aan dat het om een zeer concrete en sturende vraag gaat. In de meeste gevallen werkt dat heel erg goed; je neemt als (case)manager met een dergelijke vraag de maximale regie.
  • 2 sterren (**) geeft aan dat de vraag minder concreet en sturend is. Je vraagt de bedrijfsarts om voorwaarden waar de re-integratie aan moet voldoen. Doel is vervolgens maximale ruimte te krijgen om binnen deze voorwaarden zelf afspraken met je medewerker te maken. Ook dat levert jou als (case)manager toch weer regie op!
  • Bij een vraag met 1 ster (*) laat je de invulling van een opbouwschema aan de bedrijfsarts over. Dit kan passend zijn als de situatie en de gevolgen daarvan door jou en de medewerker niet te beoordelen vallen en het medisch risico bij hervatting mogelijk hoog ligt. De regie wordt met een dergelijke vraag wel volledig bij de bedrijfsarts neergelegd.

 

Medewerker geeft aan dat zij momenteel moeite heeft om de zorg voor cliënten adequaat in te vullen. Ik zou hem als eerste stap in de re-integratie de volgende niet cliëntgebonden taken uit kunnen laten voeren, is daar medisch bezwaar tegen? ***

Heb je een idee voor passend/aangepast werk of deeltaken, beschrijf dit dan en vraag of hier medisch bezwaar tegen is. Op deze wijze bied je actief een oplossing en zorg je voor een optimale aansluiting bij de mogelijkheden die jij op de werkplek ziet.

 

Kun je een (eerste) prognose geven ten aanzien van de re-integratie? ***

Deze vraag heeft een dubbele functie. Allereerst moet je weten waar je aan toe bent in verband met vervanging. Daarnaast heeft een prognose een belangrijke signaalfunctie; wordt de prognose niet bereikt dan gaat er mogelijk iets mis en kan worden onderzocht of het herstel niet loopt als verwacht, de behandeling niet optimaal is, de belasting toch te groot is enz. Acties en het einddoel moeten daar mogelijk op worden aangepast.

 

Is medewerker in staat zelfstandig met eigen vervoer te reizen? Als dit niet mogelijk is kan hij dan zelfstandig met het openbaar vervoer reizen? Mocht ook dit niet het geval zijn, is hij dan helemaal niet mobiel of kunnen er afspraken worden gemaakt dat hij wordt gehaald. Zijn er tot slot voorwaarden waaraan moet worden voldaan zodat betrokkene in staat is op de werkplek taken uit te voeren? ***

Mobiliteit is soms een medisch probleem; dat is het geval als betrokkene door een medische oorzaak niet kan worden verplaatst. Mobiliteit is echter vaker een praktisch probleem. Een medewerker is door medicatie of door specifieke klacht aan het bewegingsapparaat niet in staat om zelf een voertuig te besturen. Een praktisch probleem moet je dan praktisch oplossen en niet onnodig medicaliseren. Kan een medewerker worden gehaald en gebracht, kan deze dat zelf regelen of moet daar een collega of vervoersvoorziening voor worden ingezet? Stel niet te snel voor dat iemand thuis werkzaamheden verricht als er meer mogelijk is. Bij thuiswerken mis je toch voor een groot deel de aansluiting bij het werk en wordt het voor jou als casemanager ook moeilijker om te bepalen of er al meer benutbare mogelijkheden zijn ontstaan.

 

Wat zijn de benutbare mogelijkheden zijn en met welke beperkingen en/of randvoorwaarden moet bij de re-integratie rekening worden gehouden? **

Deze vraag is minder concreet, maar geeft je wel de ruimte om op basis van de gevraagde input zelf afspraken te maken.

 

Medewerker laat zich voor zijn klachten begeleiden door een haptonoom; bevordert deze behandeling voldoende de re-integratie of is het verstandig daarnaast vanuit de werkgever een interventie in te zetten? **

Vraag dus of een behandeling de re-integratie bevordert, niet of deze adequaat is. Deze laatste vraag mag bedrijfsarts eigenlijk niet beantwoorden; dit staat namenlijk gelijk aan het verstrekken van medische informatie! Bedenk daarbij dat we als werkgever in principe niet verantwoordelijk zijn voor de behandeling, maar wel voor de re-integratie.

 

Uit de gesprekken die ik met medewerker heb gevoerd komt het beeld naar voren dat er geen of weinig behandeling plaats vindt en dat daarmee de re-integratie stagneert; kan de inzet van een traject bij X een positieve impuls geven aan de re-integratie en zou je dan zorg kunnen dragen voor een verwijzing? **

Heb je het idee dat er weinig gebeurt/gaat gebeuren, doe dan in overleg zelf een voorstel voor een interventie en vraag om verwijzing.

 

Zijn er mogelijkheden om de re-integratie te bevorderen/zijn er blokkerende factoren die de werkgever op kan lossen **

Deze vraag kun je stellen als er stagnatie in het verwacht herstel of de verwachte opbouw optreedt.

 

Valt te verwachten dat de beperkingen duurzaam van aard zijn? **

Vallen na behandeling/revalidatie duurzame restbeperkingen te verwachten? **

Deze vragen worden bij langdurig maar ook bij frequent verzuim relevant. Het antwoord kan je helpen om duidelijk te krijgen wat het einddoel van de re-integratie moet zijn.

 

Wat zou gezien de oorzaak van de uitval een haalbaar opbouwschema kunnen zijn? *

Vraag alleen advies over een haalbaar opbouwschema als je hier met een medewerker zelf niet uit komt of als je vermoedt dat opbouw schade aan de gezondheid op kan leveren. Bedenk wel dat je met een dergelijke vraag de regie voor een groot deel bij de bedrijfsarts neerlegt.

 

 

Controleer het spreekuurbericht van de bedrijfsarts

Het advies van de bedrijfsarts naar aanleiding van het spreekuur levert jou input om nadere afspraken met de je medewerker te maken. Controleer dan ook altijd zo snel mogelijk na het spreekuur het advies van de bedrijfsarts op de volgende punten:

  • Wordt de concrete vragen die je hebt gesteld afdoende beantwoord?
  • Staan er adviezen in die de re-integratie zonder duidelijke onderbouwing blokkeren?
  • Houdt het advies voldoende rekening met de werksituatie?
  • Is het advies praktisch gezien uitvoerbaar?
  • Staan er signalen in die de werkomstandigheden eenzijdig in een negatief daglicht stellen?

Bij twijfel of behoefte aan nadere toelichting kun je afhankelijk van de afspraken die in het contract met de arbodienst/bedrijfsartsen zijn gemaakt contact opnemen met de betreffende bedrijfsarts om zaken af te stemmen, nadere toelichting te vragen en/of aan te laten passen.

Bedenk bij aanpassingen dat de bedrijfsarts altijd de eindverantwoordelijke voor het inhoudelijke advies is. In overleg en samenwerking valt veel op te lossen; komen jullie er uiteindelijk niet uit, dan kan je overwegen een deskundigenoordeel bij het UWV aan te vragen. Bedenk wel dat ook de uitkomst van een deskundigenoordeel weer mede wordt bepaald door voorinformatie en vraagstelling. Ook hier geldt weer ‘Garbage in, garbage out’!

Het spel en de knikkers. Deel 5: Het Deense Model

Deel 5: Het Deense Model, Het spel en de knikkers

In januari 2014 heeft een door Falke & Verbaan en AStri georganiseerde studiereis naar Denemarken plaats gevonden.

“Aanleiding van deze studiereis was de ontstane maatschappelijke discussie met betrekking tot de huidige inrichting van de sociale zekerheid, met name op het gebied van arbo, verzuim en ontslag. Er zijn verschillende partijen geweest die aangaven te willen bewegen in de richting van het Deense model van arbozorg om zo de huidige gesignaleerde knelpunten omtrent arbodienstverlening op te lossen. In dit kader is tevens door SZW een SER-advies aangevraagd.”

Naar aanleiding van deze studiereis is een bijzonder interessant verslag geschreven, waar vervolgens bijzonder weinig aandacht aan is besteed. Zoals aangegeven in de inleiding zien verschillende partijen het Deense model als inspiratiebron om de “knelpunten omtrent de arbodienstverlening” op te lossen”. De rapportage laat echter goed zien dat er een duidelijke samenhang bestaat tussen sociale zekerheid, flexibele arbeid en arbozorg en dat hier voor verschillende partijen een prijskaartje aan hangt. De voorstander van het Deense model vergelijken appels met peren.

De partijen die aangeven dat ze de arbodienstverlening graag richting het Deense model zien opschuiven zullen de volgende zaken niet voor lief nemen:
• dat werknemers bij ziekte niet 2 jaar, maar gemiddeld 5 weken door de werkgever krijgen doorbetaald;
• dat de “ziektewetuitkering” daarna maximaal 12 maanden duurt (met enkele uitzonderingen);
• dat de financiering van de uitkeringen weer door de overheid gebeurd, waardoor uiteraard de belastingen omhoog moeten;
• dat werknemers ook veel minder bescherming hebben vanuit een arbeidsovereenkomst;
• dat werkgevers zelfstandig (beperkte) informatie op kunnen vragen bij behandelaars en dat de Deense bonden dit ook geen probleem vinden omdat het doel (reïntegratie) de middelen heiligt;
• dat de aandacht voor preventie en arbodienstverlening zoals we die in Nederland kennen grotendeels op de schopstoel gaat?

Nee, een deel van de bovengenoemde partijen wil wel het Deense model voor de arbodienstverlening, maar dan zonder de flexibilisering van de arbeidsmarkt en zonder verdere aantasting van de sociale uitkeringen voor de werknemers. Dat de rekening voor de uitkeringen bij de werkgevers blijft liggen en dat deze vervolgens bijna geen mogelijkheden krijgen om de schade te beperken maakt daarbij niets uit.
Het Deense model ademt de terugkeer naar de WAO voor de Wet Pemba en herinvoeren van de bedrijfsverenigingen, ik geloof niet dat daar iemand op zit te wachten (behalve de FNV), laat staan dat dit überhaupt betaalbaar en beheersbaar is …….

Hierbij de link naar het verslag van de studiereis op de AStri-site:
http://www.astri.nl/media/uploads/files/Verslag_Bevindingen_Kopenhagen.pdf