Toolbox reïntegratie: de prognose als ijkpunt bij verzuimbegeleiding

De praktijk

Als (case)manager heb je de beschikking over 2 simpele maar krachtige sturings-instrumenten bij verzuimbegeleiding: afspraken en prognoses. Als je deze twee instrumenten op de juiste manier toepast zul je merken dat je veel beter invulling kan geven aan je regierol bij verzuimbegeleiding. Hieronder geef ik een uitleg over het belang van sturing op basis van prognoses. In een aparte post heb ik aandacht besteed aan afspraken.

 

De prognose is een sterk sturingsinstrument bij verzuimbegeleiding

Als je als (case)manager na overleg met een medewerker nog steeds niet niet weet hoe lang verzuim gaat duren, dan is het verstandig dit in je vraagstelling aan de bedrijfsarts op te nemen. Hieronder een uitleg waarom een prognose voor jou als (case)manager zo belangrijk is.

Allereerst geeft de prognose jou als manager belangrijke sturingsinformatie; als jij weet hoe lang je niet op een werknemer kunt rekenen, dan weet je wat je met betrekking tot vervanging moet regelen; dit geldt zowel voor volledige vervanging als voor de opvang van taken die een werknemer niet uit kan voeren

Veel belangrijker is echter dat een prognose voor een krachtige signaalfunctie kan zorgen. Als het herstel of de reïntegratie niet verloopt zoals je verwacht, dan is het verstandig te (laten) onderzoeken waarom dat zo is. In het onschuldigste geval gaat het om een afwijking die verklaarbaar is omdat een prognose gebaseerd is op een gemiddelde verwachting; de afwijking is dan niet zorgelijk. Soms is er echter sprake van bijkomende klachten en moet de koers en/of behandeling of begeleiding worden bijgesteld. Mogelijk zijn dat de voorwaarden voor reïntegratie/herstel niet optimaal of blijkt dat de behandeling of begeleiding niet goed aansluit op de klachten of beperkingen; in goed overleg zou dan ‘bij moeten worden geschakeld’. In overleg met werknemer en/of bedrijfsarts kan worden onderzocht of een (extra) interventie een positieve impuls kan geven. Soms blijkt dat omgevings- of relationele factoren het herstel of de reïntegratie negatief beïnvloeden. Als dit tijdig wordt onderkend, dan kan hier op in worden gegrepen. Tot slot zijn er werknemers die moeite hebben met het trainingseffect dat optreedt bij het verhogen van de belasting; hier ligt dan een uitdaging in de begeleiding.

Verwar ijkpunten of doelstellingen echter niet met harde afspraken; een mens is geen Zwitsers precisie uurwerk. Forceren leidt in dit geval vaak tot conflicten en wederzijds onbegrip. Verloopt het herstel of de reïntegratie niet zoals je verwacht of zoals de bedrijfsarts dat heeft aangeven, dan is dat een signaal om hierover een open gesprek met de werknemer aan te gaan of dit op andere wijze te onderzoeken. Uiteraard hoeft een werknemer jou als manager echter geen medische gegevens te verschaffen. Mocht je de hulp nodig hebben van de bedrijfsarts om meer duidelijkheid te krijgen over de (te verwachten) belastbaarheid en mogelijkheden om het herstel of de reïntegratie in positieve zin te beïnvloeden dan is het goed hier in de vraagstelling rechtstreeks naar te vragen. Een prognose hoeft overigens niet altijd van een bedrijfsarts te komen. Als (case)manager vraag je natuurlijk eerst aan je medewerker wanneer je weer op hem kunt rekenen. Is er een complexe oorzaak voor het verzuim, dan kun je altijd nog advies vragen!

In de vraagstelling kun je vragen naar verschillende prognoses; maak voor jezelf een afweging wat voor jou belangrijke informatie is die je handvaten geeft om het verzuim goed te begeleiden en haalbare afspraken te maken.

In praktijk wordt het vaakst naar een prognose ten aanzien van het herstel gevraagd. Je kunt je echter afvragen hoe relevant deze vraag is. Voordat er sprake van volledig herstel is, zijn er meestal al benutbare mogelijkheden.

Het is dan ook zinvoller naar een prognose t.a.v. de reïntegratie te vragen; nadeel is dat deze vraag vrij algemeen is.

Het wordt al concreter als je naar een prognose ten aanzien van de opbouw van belastbaarheid vraagt of hoe lang moet ik met deze beperking rekening houden? Een voorbeeld hiervan is: hoe lang zal betrokkene niet in staat zijn zelfstandig te reizen? Wanneer zal betrokkene weer in staat zijn te tillen/bukken/duwen enz.

Zijn er geen benutbare mogelijkheden dan kun je een prognose voor de start van werkhervatting vragen; wanneer vallen er voldoende benutbare mogelijkheden om het werk weer geheel of gedeeltelijk te hervatten?

Maak je als manager gebruik van een verzuimbeheersysteem, dan kun je de prognose als herinnering of actie inplannen met de vraag: prognose behaald? Geen verzuimbeheersysteem? Zet het in je agenda!

Vreemd genoeg wordt er vaak niet of in te algemene bewoording naar prognoses gevraagd. Een grote groep bedrijfsartsen doen op hun beurt in bevindingen/spreekuurberichten geen uitspraken over prognoses. Eén van de belangrijkste sturingsinstrument wordt daarmee onbenut gelaten.

 

Het spel en de knikkers. Deel 3: De FNV bespeelt de pers

Deel 3: De FNV bespeelt de pers

Ik wil deze post starten met een welgemeend compliment voor de FNV; wat zitten daar toch een geniale strategen! Als geen ander zijn ze in staat de pers en een deel van de politiek te bespelen.

Door optimaal gebruik te maken van herhalenoverdrijvengeneraliseren en weglaten wordt een nieuwe werkelijkheid gecreëerd en weten ze het maximale effect te bereiken. Daarom bied ik hier een korte terugblik; daar kunnen de andere deelnemers in het machtsspel rond de ‘arbeidsgerelateerde zorg’ nog iets van leren! Onderstaande overzicht is overigens verre van compleet!

Allereerst beheersen de FNV het prachtige stijlfiguur van het herhalen. Als een versleten grammofoonplaat wordt telkens dezelfde boodschap herhaald, soms met een kleine variatie om het fris te houden.

Een mooi voorbeeld is te vinden in een aantal kamervragen uit aan de minister van SoZaWe uit 2004:

“1. Hebt u kennis genomen van de berichtgeving over niet-onafhankelijke bedrijfsartsen?

2. Wat is uw reactie op de mening van de voorzitter van de Nederlandse Vereniging voor Arbeids-en Bedrijfsgeneeskunde (NVAB), de heer B. Sorgdrager, dat arbodiensten (waarvoor bedrijfsartsen werken) commerciële bedrijven zijn, belang hebben bij tevreden klanten en daardoor onder druk staan om hun opdrachtgever (de werkgever) ter wille te zijn en dus niet altijd onafhankelijk zijn?

3. Is het u bekend dat deze zelfde kritiek al aanstonds na invoering van de arbodiensten en in het bijzonder na het inwerkingtreden van de Wet uitbreiding loondoorbetaling bij ziekte (WULBZ) van diverse zijden, met name in rapporten van de FNV, is geuit?”

Complete vragen en antwoorden zijn via de volgende link te vinden: http://parlis.nl/pdf/kamervragen/KVR20936.pdf 

Wie de discussie over de ‘(on)afhankelijkheid van de bedrijfsartsen heeft gevolg ziet hier al de bekende kritiekpunten, die gezien vraag 3 dus zelfs al verder terug in de tijd gaan; Wulbz is immers al op 1 maart 1996 ingevoerd.

Ik zoom in op maart 2010; de FNV-bestuurder Leo Harteveld opent (opnieuw)een frontale aanval op de positie van bedrijfsartsen:

“De bedrijfsgezondheidszorg moet op de schop. De bedrijfsarts zou voortaan meer de rol van organisatieadviseur moeten vervullen. Daarnaast zou er een nieuw type arts moeten komen: de werknemersarts, onafhankelijk en uitsluitend voor de begeleiding en behandeling van zieke werknemers. Dat idee lanceerde FNV-bestuurder Leo Hartveld vanmorgen op een bijeenkomst van het Europees Vakverbond in Amsterdam over de positie van bedrijfsartsen.

De FNV constateert dat door marktwerking de positie van de bedrijfsarts als vertrouwenspersoon voor de werknemer is uitgehold. Leo Hartveld: “Al diens werkzaamheden worden immers betaald, via een contract, door de werkgever. Daarnaast zijn bedrijfsartsen steeds meer in de rol gedrukt van ziekteverzuimcontroleurs.
Volgens Hartveld is er nogal eens sprake van wantrouwen bij werknemers: “Zij zien bedrijfsartsen te vaak als verlengstuk van de afdeling personeelszaken of directiekamer. En vaak blijkt dat ook terecht.”

In zijn toespraak stelde Hartveld voor de positie van bedrijfsarts af te bakenen tot die van “organisatieadviseur op het gebied van de arbeidsomstandigheden: Hij houdt zich bezig met zaken als risk-assessment, uitvoeren van onderzoek op groepsniveau, het ontwikkelen van een goed preventiebeleid etc”.

De FNV bepleit de introductie van een arbo-arts of werknemersarts, die niet betaald wordt uit een contract met de werkgever, maar net zoals andere artsen uit de ziektekostenverzekering. Hartveld: “Wij denken dat het goed is wanneer de arbo-werknemersarts wordt geposteerd in de directe nabijheid van de huisarts. Immers, veel zieke werknemers komen met werkgerelateerde klachten ook op het spreekuur van de huisarts. Die moet, in geval van werkgerelateerde klachten, direct kunnen doorverwijzen naar een werknemersarts.”

Opvallend is dat de FNV vooral de focus op arbeidsgerelateerde klachten legt; zie hier de kracht van het weglaten. Wie vervolgens dan gaat bepalen of er sprake is van arbeidsongeschiktheid door ziekte of gebrek of werkgever en werknemer adviseert over benutbare mogelijkheden en reïntegratie wordt buiten beschouwing gelaten. Heel bewust wordt genegeerd dat de bedrijfsarts een belangrijke wettelijke rol heeft bij het beoordelen van het recht op loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of gebrek. Dit wordt minachtend onder het kopje ‘ziekteverzuimcontrole’ geschaard en dat hoort in de ogen van de FNV blijkbaar niet bij de rol van een bedrijfsarts. Heel vreemd; doet een werkgever hier namelijk zelf een uitspraak over dan gaat deze volgens de FNV (en juristen en kantonrechters) op de stoel van de bedrijfsarts zitten.

Het artikel vind je hier: http://www.fnv.nl/themas/opdewerkplek/artikelen/onafhankelijke-werknemersarts/

De uitspraken van de heer Hartveld blijken de opmaat te zijn naar het ‘FNV-aanvalsplan’ “Fit naar de finish”. Herhalen wordt hier kracht bijgezet door het aanhalen van een lijst van medestanders.

“De arbeidsgeneeskundige staat sinds jaar en dag in de volle belangstelling van de FNV. Met arbosterren-gidsen, klachtenlijnen en participatie in onderzoek naar privacyschendingen heeft de FNV voortdurend getracht het handelen van de arbeidsgeneeskundige te volgen en te bekritiseren. Dat doet zij, omdat werknemers regelmatig klachten melden over de behandeling door de arbeidsgeneeskundige. En arbeidsgeneeskundigen zelf geven toe niet altijd medisch objectief te kunnen handelen vanwege commerciële belangen.

De FNV heeft het onderwerp inmiddels ook in de SER op de agenda gezet. Dit heeft geresulteerd in twee goedbezochte workshops (voorjaar 2009), georganiseerd door die SER. Daarin is heel duidelijk geworden dat veel deskundigen de door de FNV aangegeven knelpunten onderkennen. Vooral het punt dat de arbeidsgeneeskundige niet op een volwaardige wijze tegelijkertijd het belang van de werkgever als dat van de werknemer kan dienen, werd ruimschoots erkend. De KNMG, NVAB en LHV hebben de minister gevraagd te komen met een adviesaanvraag aan de SER over de positionering van deze arts.”

De WIA en de Wet verbetering Poortwachter worden in Fit naar de Finish slechts marginaal benoemd. Preventie zal blijkbaar de WIA-instroom minimaliseren. De begeleiding en sturing die de afgelopen jaren met vallen en opstaan is opgebouwd en mede tot een lager gemiddeld verzuimpercentage en WIA-instroom heeft geleid is in de ogen van de FNV blijkbaar niet nodig.

Het ‘aanvalsplan’ van de FNV vind je hier: http://www.fnv.nl/site/media/pdf/94924/Fitnaardefinish

In 2012 ging er een nieuwe schok door de arbo-wereld. De eerste twee afleveringen van Zembla over De Verzuimpolitie boden de FNV een platform voor het volgende media-offensief. Mocht je deze afleveringen nooit hebben gezien, dan zijn ze via de volgende links nog te bekijken:

Zembla De verzuimpolitie, 23 maart 2012 http://zembla.incontxt.nl/seizoenen/2012/afleveringen/23-03-2012

De verzuimpolitie II, 20 april 2012 http://zembla.incontxt.nl/seizoenen/2012/afleveringen/20-04-2012

Als reactie op de twee uitzendingen roept het FNV het meldpunt Verzuimreductie in het leven. Alhoewel werknemers hier hun ervaring met verzuimreductie kunnen melden, worden werknemers ook uitgenodigd om hun klachten over andere verzuimbegeleiders door te geven.

Met veel bombarie ziet op 11 juni 2012 de rapportage ‘Ziekmakende Verzuimbureaus’ van FNV Bondgenoten het licht. Aan het herhalen van de boodschap wordt nu overdrijven en generaliseren toegevoegd.

http://www.fnvbondgenoten.nl/site/nieuws/perskamer/persberichten/488042/rapport_ziekmakende_verzuimbureaus

De aanklacht van het rapport ‘Ziekmakende Verzuimbureaus’ was niet voldoende. De FNV ging verder met haar kruistocht.

“Na de uitzending van Zembla zijn er in de Tweede Kamer vragen gesteld en de Inspectie SZW heeft in opdracht van toenmalig staatssecretaris Paul de Krom onderzoek gedaan naar de handelswijze van VerzuimReductie. Daar hebben we onze volledige medewerking aan verleend, maar we moesten al snel constateren dat de Inspectie te weinig bevoegdheden had om de omstreden werkwijze aan te pakken.

De tweede uitzending van Zembla had betrekking op het opslaan van medische gegevens. Dat mag niet en in deze uitzending bleek bovendien dat het systeem zo lek was als een mandje. Niet alleen de werkgever kan ongeoorloofd beschikken over de medische gegevens, maar iedere handige jongen kan in het systeem komen.

Wij hebben onze bezorgdheid geuit bij de minister en staatssecretaris, maar de brief van de FNV werd terzijde gelegd. Met het argument: als één verzuimbedrijf de wet blijkbaar overtreedt, wil dit niet zeggen dat de hele branche niet deugt. De politiek vond ingrijpen niet noodzakelijk en vindt dat het toetsingskader van het UWV werknemers voldoende bescherming biedt. Voor de FNV was dit alles voldoende aanleiding om een groter onderzoek op te zetten naar de werkwijze van alle verzuim- en arbodiensten”.

“Erger u niet, verwonder u slechts. Na anderhalf jaar onderzoek moeten wij constateren dat verzuim­ begeleiding niet meer gaat over duurzaam re­integreren, maar een factor is geworden om mee te concurreren op arbeidsvoorwaarden. Hoe zijn wij zo ver verwijderd geraakt van de intentie van de Wet Verbetering Poortwachter”.

Deze twee passages komen uit het rapport ‘Verzuimbegeleiding: een corrupt systeem’ dat in oktober 2013 het licht ziet. Herhalen, generaliseren en overdrijven leiden hier tot een ernstige beschuldiging aan het adres van verzuim- en arbodiensten. Het onderzoek dat de FNV in de inleiding noemt is niets meer dan een samenvatting van de klachten die via het meldpunt zijn binnen gekomen; er is zeker geen sprake geweest van een objectief en onafhankelijk onderzoek. De kritiek mag de branche zeker ter harte nemen, maar een deel van de klachten heeft te maken met het feit dat de klagende werknemers liever niet geactiveerd of gecontroleerd worden. De privacy-aspecten zijn van een andere orde en op dit vlak kan/dient er nog het nodige te worden verbeterd.

Lees deze aanklacht via de volgende link: http://m.fnvbondgenoten.nl/site/nieuws/perskamer/persberichten/651506/rapport_verzuimbegeleiding_corrupt_systeem_281013

Als tegengeluid hier nog een link naar een satirische column van Herman Evers. Veel werknemers willen zich legitimeren als ze niet kunnen werken en overstelpen hun werkgever ongevraagd met informatie die als privacy-gevoelig wordt gezien.

http://bgmagazine.nl/content/verzuimpolitie-betrapt-medewerkers-op-schending-van-hun-privacy

Het media-offensief van de FNV lijkt te werken; veel van hun kritiek komt terug in de scenario’s die door de SER worden uitgewerkt. Lieke Kwant geeft de volgende samenvatting in een artikel op Medisch Contact:

“Het plan is een breuk met de sinds begin jaren negentig dominante opvatting dat werkgever en werknemers samen verantwoordelijk moeten zijn voor het inperken van het verzuim. Die visie vloeide voort uit de parlementaire enquête over de sociale verzekeringen, ofwel de commissie-Buurmeijer, en leidde tot privatisering van de arbozorg. Het deels terugdraaien van die privatisering is de wens van de grote vakbonden, die zich al jaren boos maken over de in hun ogen falende verzuimbegeleiding. Ze voeren een felle lobby, met als laatste wapenfeit het rapport ‘Verzuimbegeleiding: een corrupt systeem’ uit oktober 2013”.

Lees het volledige artikel hier: http://medischcontact.artsennet.nl/archief-6/tijdschriftartikel/142246/polderstrijd-om-toekomst-bedrijfsarts.htm

Vreemd genoeg blijft opvallend stil aan de kant van de werkgevers ………..

Het spel en de knikkers. Deel 2: De spelregels

Deel 2: De spelregels

Minister Asscher geeft op 10 juli 2013 opdracht aan de SER om een vervolgadvies uit te brengen over de ‘Toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg’; http://www.ser.nl/~/media/Files/Internet/Adviesaanvragen/2013/arbeidsgerelateerde-zorg.ashx

“De Sociaal Economische Raad besteedde in zijn advies ‘Stelsel voor gezond en veilig werken’ aandacht aan de knelpunten in de bedrijfsgezondheidszorg. Gezien de complexiteit van de materie achtte de raad het niet mogelijk om zich op dat moment nader uit te spreken over de ‘bedrijfsgezondheidszorg op langere termijn’. De raad gaf aan dat in de vorm van een vervolgadvies te willen doen. In het advies noemt de raad wel de uitgangspunten waarmee bij een herziening van de bedrijfsgezondheidszorg rekening moet worden gehouden, zoals de toegankelijkheid en de preventietaken van de bedrijfsarts, en het voorkomen van lastenverzwaring voor bedrijven. De raad verzocht mij ook te onderzoeken welke mogelijke toekomstscenario’s het meest aan de genoemde uitgangspunten tegemoet komen. Zelf noemt de raad, bij wijze van voorbeeld, twee scenario’s. Het eerste betreft de sector- en branchegeorganiseerde bedrijfsgezondheidszorg. Het tweede scenario houdt in dat de huisarts nauw samenwerkt met de (private) bedrijfsarts, de specialist en een klinisch arbeidsgeneeskundige in de reguliere zorg. In de kabinetsreactie van 11 april 2013 is aangegeven dat het kabinet gebruik wil maken van het aanbod van de raad tot het doen van een vervolg advies.

Ik heb in 2012 door KPMG Plexus een verkenning laten verrichten naar vijf mogelijke toekomstscenario’s voor de organisatie van de bedrijfsgezondheidszorg. De vijf scenario’s zijn beoordeeld aan de hand van criteria”.

Minister Asscher geeft noemt daarbij de volgende randvoorwaarden:

“Het kabinet stelt als randvoorwaarden dat:

  • er per saldo geen kostenstijging mag optreden voor de Zorgverzekeringswet;
  • en dat de werkgever de bij wet verplichte bijstand door een bedrijfsarts, en daarmee samenhangende activiteiten in het kader van de Wet verbetering Poortwachter en de Arbowet, blijft bekostigen”.

In een scherpzinnige blog zet Dolf Algra de scenario’s in een historische context; http://www.artsennet.nl/blogs/artsen-blogs/Dolf-Algra/Blogbericht-Dolf-Algra/141330/De-huisarts-als-poortwachter-voor-verzuim-en-claimbeoordeling.htm

In zijn eindconclusie geeft hij een mooie analyse van het politieke speelveld:

“Uiterst curieus idee eigenlijk: heeft BV Nederland eindelijk een redelijk functionerend systeem met op alle fronten goede rapportcijfers en evaluaties (verzuim, WIA-instroom, arbobeleid, hoge klanttevredenheid van zowel werknemers als werkgevers ) lijkt het kind met het badwater te worden weggegooid. Terzijde: al deze rapporten zijn dus niet in het KPMG Plexus-rapport terug te vinden.

Goed: als inhoudelijke argumentatie niet de reden is voor deze stelselwijziging, wat dan wel? Het antwoord daarop is vrij simpel en heet restauratie van de polder. De polder herneemt zijn (feodale) macht op de uitvoer van de sociale zekerheid die zij na commissie Buurmeijer (Parlementaire enquête uitvoeringsorganen sociale verzekeringen – 1992) had verloren.

No lessons learned. Niemand meer eindverantwoordelijk en de ongetwijfeld peperdure rekening van dit plan wordt – zoals altijd in de polder – collectief verschmertzt. Dit keer via het zorgcompartiment. Het wordt gewoon allemaal een beetje duurder. Maar vooral ook totaal onwerkbaar”.

Het valt te hopen dat het rampzalige 2e maar ook zeker het 4e scenario het niet wordt. De recent ingevoerde wet BeZaVa legt en nog grotere financiële verantwoordelijkheid bij werkgevers neer. Met de genoemde scenario’s zou een belangrijke samenwerkingspartner buiten spel worden gezet. De mogelijkheid voor werkgevers om goed invulling te geven aan eigen regie zou daarmee dramatisch minder worden.

Het spel en de knikkers. Deel 1: Het lek

Deel 1: Het lek

‘Minister Asscher van SZW heeft de SER advies gevraagd over de toekomst van de arbeidsgerelateerde zorg (bedrijfsgezondheidszorg). Hij plaatst de adviesaanvraag tegen de achtergrond van een veranderende arbeidsmarkt en de noodzaak van een duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking. 
De SER heeft in zijn advies van december 2012 over het stelsel voor gezond en veilig werken al aangegeven een vervolgadvies te willen uitbrengen over de bedrijfsgezondheidszorg op langere termijn. De minister maakt graag van dit aanbod gebruik. Hij vraagt de SER in te gaan op de wenselijkheid van vijf toekomstscenario’s voor de bedrijfsgezondheidszorg die hij heeft laten onderzoeken’.

Bron: http://www.ser.nl/nl/actueel/persberichten/2010-2019/2013/20130712-minister-asscher-vraagt-advies-over-arbeidsgerelateerde-zorg.aspx

Begin februari verschijnen in het Financieele Dagblad en de NRC de eerste berichten over de (mogelijke) uitkomst van het SER-advies. http://www.nrc.nl/nieuws/2014/02/08/vervang-bedrijfsarts-door-arbeidsgeneeskundige/

De eerste berichten doen het ergste vrezen: “De SER wil dat bedrijfsartsen zich voortaan bezighouden met preventietaken. De arbeidsgeneeskundige werkt volgens de krant idealiter bij een huisartsenpraktijk of gezondheidscentrum en ziet patiënten van verschillende bedrijven”.

In Medisch Contact schrijft Lieke de Kwant het volgende: ‘Een uitgelekte SER-notitie suggereert dat de bedrijfsgezondheidszorg op zijn kop gaat. ‘Voorbarige conclusie’, luidt de officiële reactie, maar daarmee is de kous niet af. De toekomst van de bedrijfsartsen blijkt inzet van een spannend potje polderen’.

http://medischcontact.artsennet.nl/archief-6/tijdschriftartikel/142246/polderstrijd-om-toekomst-bedrijfsarts.htm

Ingrijpen in de arbeidsgerelateerde zorg zonder aanpassing van het stelsel van sociale verzekeringen zou voor werkgevers een ramp betekenen. Het speelveld is echter complex, er spelen veel (verborgen) belangen en weinig betrokkenen zijn doordrongen van de samenhang tussen sociale zekerheid en de ‘arbeidsgerelateerde zorg’.

Dit is deel 1 van een serie van posts; in de volgende zal ik aandacht besteden aan het spel, de spelregels, de spelers en de inzet.

Het spel en de knikkers. Deel 5: Het Deense Model

Deel 5: Het Deense Model, Het spel en de knikkers

In januari 2014 heeft een door Falke & Verbaan en AStri georganiseerde studiereis naar Denemarken plaats gevonden.

“Aanleiding van deze studiereis was de ontstane maatschappelijke discussie met betrekking tot de huidige inrichting van de sociale zekerheid, met name op het gebied van arbo, verzuim en ontslag. Er zijn verschillende partijen geweest die aangaven te willen bewegen in de richting van het Deense model van arbozorg om zo de huidige gesignaleerde knelpunten omtrent arbodienstverlening op te lossen. In dit kader is tevens door SZW een SER-advies aangevraagd.”

Naar aanleiding van deze studiereis is een bijzonder interessant verslag geschreven, waar vervolgens bijzonder weinig aandacht aan is besteed. Zoals aangegeven in de inleiding zien verschillende partijen het Deense model als inspiratiebron om de “knelpunten omtrent de arbodienstverlening” op te lossen”. De rapportage laat echter goed zien dat er een duidelijke samenhang bestaat tussen sociale zekerheid, flexibele arbeid en arbozorg en dat hier voor verschillende partijen een prijskaartje aan hangt. De voorstander van het Deense model vergelijken appels met peren.

De partijen die aangeven dat ze de arbodienstverlening graag richting het Deense model zien opschuiven zullen de volgende zaken niet voor lief nemen:
• dat werknemers bij ziekte niet 2 jaar, maar gemiddeld 5 weken door de werkgever krijgen doorbetaald;
• dat de “ziektewetuitkering” daarna maximaal 12 maanden duurt (met enkele uitzonderingen);
• dat de financiering van de uitkeringen weer door de overheid gebeurd, waardoor uiteraard de belastingen omhoog moeten;
• dat werknemers ook veel minder bescherming hebben vanuit een arbeidsovereenkomst;
• dat werkgevers zelfstandig (beperkte) informatie op kunnen vragen bij behandelaars en dat de Deense bonden dit ook geen probleem vinden omdat het doel (reïntegratie) de middelen heiligt;
• dat de aandacht voor preventie en arbodienstverlening zoals we die in Nederland kennen grotendeels op de schopstoel gaat?

Nee, een deel van de bovengenoemde partijen wil wel het Deense model voor de arbodienstverlening, maar dan zonder de flexibilisering van de arbeidsmarkt en zonder verdere aantasting van de sociale uitkeringen voor de werknemers. Dat de rekening voor de uitkeringen bij de werkgevers blijft liggen en dat deze vervolgens bijna geen mogelijkheden krijgen om de schade te beperken maakt daarbij niets uit.
Het Deense model ademt de terugkeer naar de WAO voor de Wet Pemba en herinvoeren van de bedrijfsverenigingen, ik geloof niet dat daar iemand op zit te wachten (behalve de FNV), laat staan dat dit überhaupt betaalbaar en beheersbaar is …….

Hierbij de link naar het verslag van de studiereis op de AStri-site:
http://www.astri.nl/media/uploads/files/Verslag_Bevindingen_Kopenhagen.pdf